‘Ik stel niks meer uit’

Als Erlinde Broos (50) hoort dat het bultje op haar borst geen ‘onschuldige insectenbeet’ is, maar uitgezaaide borstkanker, stort haar wereld in. Ze vindt met haar gezin een modus om door te gaan. Maar dan krijgt ze nog een klap te verwerken.

Hoe kreeg je te horen dat je ziek bent?

“Ik had een bultje op mijn borst. Ik dacht dat het een insectenbeet was, maar het ging maar niet weg. De huisarts stuurde me door naar het ziekenhuis, ik kon meteen door voor een mammografie. Het bleek borstkanker. Het bultje was een tumor. Ik moest door een PET-scan en dacht nog: ‘Het zal wel meevallen, ik ben er vast op tijd bij.’ Maar nog geen uur nadat we thuis waren, ging de telefoon: de scan was niet goed. Ik had uitzaaiingen in mijn lever en lendenwervel. De grond zakte onder mijn voeten vandaan.”

Wat waren de vooruitzichten?

“De oncoloog was heel bot. ‘Helaas, je bent te jong, we proberen je nog wat tijd te geven, maar dat is het enige dat we voor je kunnen doen. Dus ik zou zeggen: drink er een borrel op vanavond.’ Ik heb nooit precies gevraagd hoe lang ik nog had, maar dat is ook lastig te zeggen. Sommige vrouwen met uitgezaaide borstkanker hebben nog twee jaar, anderen nog vijf of tien. Ieder lichaam reageert anders op de medicijnen. Ik dacht meteen: mijn zoon is nu 12, ik moet hem sowieso nog 18, liefst zelfs 23 zien worden.”

Hoe ben je die dagen erna doorgekomen?

“In een roes. Mijn zoon zat in groep acht en had die avond erna eindmusical. Mijn man en ik zijn gewoon gegaan, we hebben zelfs nog wel genoten. Je gaat gewoon verder, zo werkt dat. Maar we hebben niks gedronken in de pauze en ik barstte in huilen uit bij de directrice. Het was pittig.”

En daarna? Hoe ging je verder?

“Ik voelde me niet ziek, maar had de neiging om de hele dag in bed te gaan liggen. Ik zag het niet meer zitten, was heel bang. Ik kreeg kalmeringstabletten en antidepressiva van de huisarts. De lifecoach vanuit het ziekenhuis heeft gezorgd voor psychologische hulp. Die had ik echt nodig. Het duurde een week of zes tot acht voor de grootste klap een beetje gezakt was. Door de medicijnen voelde ik me alsof ik aan de drugs was: heel gespannen, ik had geen honger, een droge mond. Mijn lichaam moest daaraan wennen.”

Kon je er met mensen over praten?

“Ja, ik had daar heel veel behoefte aan. Ik wilde aan iedereen mijn verhaal kwijt, zelfs als ik iemand tegenkwam die vroeg hoe het ging. Dat luchtte op. Mijn man had daar in het begin meer moeite mee, die wilde er niet steeds over praten. Het was echt een soort rouwproces: mijn zoon ging ook steeds naar boven als er visite bij ons kwam, omdat hij mijn verhaal niet nóg een keer wilde horen. Mijn dochter ging daar weer anders mee om. Als gezin hebben we er uiteindelijk ook wel over gesproken, maar je pakt toch het leven weer op. Heel stom, maar het gebeurt.”

Hoe doe je dat?

“Na de eerste drie maanden ben ik weer wat gaan werken in de supermarkt. Het zorgde voor afleiding. Maar op een gegeven moment voelde het steeds meer als een verplichting en dacht ik: ik kan mijn energie beter in het huishouden steken, zorgen dat er lekker eten op tafel staat en leuke dingen doen met man en kinderen. Vorig jaar juni hebben we besloten dat ik zou stoppen. Verder wilden we het liefst zo normaal mogelijk leven. Naar school, werken, ieder z’n eigen, normale dingen blijven doen. Dan lijkt het ook allemaal niet zo erg, dan schuif je dat slechte nieuws gewoon naar de achtergrond. Op een gegeven moment heb je min of meer geaccepteerd dat je ziek bent en ga je weer leuke dingen doen, vakanties plannen, feestjes vieren. Als er iets te doen was in het dorp, was ik er weer gewoon bij. Dat ging ik extra waarderen. Ik kon genieten van de zon, de vogeltjes, een rondje met de hond, dat soort dingen.”

En toen stortte de wereld opnieuw in….

“Ja, vorig jaar augustus, we hadden net drie dagen vakantie, zei mijn man: ik ga even een rondje lopen. Hij was sportief, had net de Roparun gedaan. Ik zei nog dat het veel te warm was, maar hij wilde een klein rondje doen. ‘Tot zo’ waren zijn laatste woorden.”

Wat is er gebeurd?

“Tijdens het hardlopen is er een bloedpropje naar zijn hersenstam geschoten. Achteraf bleek hij vijf vernauwingen in zijn aderen te hebben. Onze zoon vond dat hij te lang wegbleef en is hem gaan zoeken. Hij zag hij een ambulance en dacht: papa zal er wel bijstaan. Maar papa bleek zelf in de ziekenwagen te liggen. Een wielrenner had Ronald langs de weg gevonden en ze waren hem al aan het reanimeren. Toen ik later in het ziekenhuis kwam, waren ze nog steeds bezig. Dan weet je eigenlijk al dat het niet meer goedkomt, maar ze hebben een stent gezet, zijn hartslag is teruggekomen, zijn bloeddruk ook, dus ik hoopte nog dat hij dankzij zijn goede conditie zou herstellen. Maar er werd me in het ziekenhuis al aangeraden om mijn dochter terug te halen van haar vakantie op Kos. De familie heeft nog afscheid van hem kunnen nemen. Toen hebben ze hem losgekoppeld van de ziekenhuisapparatuur en is hij heel snel overleden. Hij was eigenlijk meteen hersendood geweest.”

Hoe was dat voor jou?

“Mijn zus zei dat het leek of er een tijger in me zat. Ik kreeg geen tijd om na te denken, ging meteen in de overlevingsstand. Verstand op nul en door, met de uitvaart, met regelen, familie inlichten. Daarna zou mijn dochter de Colsensation lopen, daar was mijn man apetrots op, hij had veel sponsors geregeld, dus ook dat hebben we nog geregeld en dat deed ze nog. Pas daarna daalde het besef in dat hij er niet meer was. Toen kwam het binnen.”

Wat deed dat met jullie als gezin? 

“Ik denk dat we al wat sterker zijn geworden door mijn diagnose. Dat we veel geleerd hebben en daardoor best goed zijn omgegaan met het overlijden van Ronald. We krijgen veel visite. Nog steeds, gelukkig. Familie en vrienden staan voor ons klaar, ik krijg overal hulp bij. De kinderen zijn heel flexibel. Daar sta ik ook van te kijken. De jongste zegt: ik ga mijn best doen op school voor papa. Hij voetbalt, doet zijn ding en is gewoon een puber. De oudste is heel erg volwassen geworden in een jaar tijd. Zij maakt zich ook veel zorgen. Als ik een controle heb, eens in de drie maanden, is ze daar echt ziek van, zo slopend vindt ze die spanning. Ze gaat dan niet naar school. En ze heeft de zorg van haar papa een beetje overgenomen. Ze vindt het belangrijk dat ik gezond eet, ze kookt voor mij en helpt mee met boodschappen en licht huishoudelijke taken. Ik ben blij dat we elkaar hebben en dat ik niet alleen op de bank zit ‘s avonds. Maar het is een stuk stiller. Mijn man was altijd heel aanwezig. En we zijn dertig jaar samen geweest. Ik mis de gewone dingen.”

Kunnen jullie nu goed met elkaar praten?

“Ja, we praten veel over ‘papa’. Gewoon, als we aan tafel zitten, tijdens het eten. Niet te zwaar, maar we zeggen soms dingen als: ‘dat had hij leuk gevonden.”

Heeft het overlijden van Ronald invloed gehad op het verloop van jouw ziekte?

“Ik denk van wel. De oncoloog zegt dat het er niks mee te maken heeft, maar ik heb na het overlijden van Ronald niet naar mijn lichaam geluisterd, niet gevoeld dat er nieuwe knobbeltjes waren en toen ik op controle moest in november, waren er vijftig nieuwe uitzaaiingen. Ondanks de hormoontherapie die ik kreeg.”

Voel je je ziek?

“Nee, gek genoeg nog steeds niet. En ik heb gelukkig ook geen bijwerkingen van de hormoontherapie, hoewel ik nu een zwaardere kuur heb. Het is wel veel: ik ben nog steeds dingen aan het regelen, de administratie onder de knie aan het krijgen, en ondertussen moet ik zelf ook naar het ziekenhuis en komen ze thuis om bloed te prikken en injecties te zetten.”

En hoe zit het met je energie?
“Soms heb ik wat minder energie, dat is het enige waaraan ik merk dat ik ziek ben. Daar hou ik dan rekening mee: als ik naar een feestje ben geweest, hang ik de volgende dag wat meer op de bank. Dan kan ik de dag erna weer bij vrienden langs ofzo.”

Want je onderneemt nog wel veel?

“Ja, ik ben eigenlijk meteen weer dingen gaan doen. Naar het Bloemencorso, feestjes en bijeenkomsten in het dorp. Mensen schrokken een beetje toen ze mij al snel na het overlijden van Ronald weer zagen. Maar ik heb ook mijn ziekte als drijfveer: nu kan het nog. Ik wil alles uit het leven halen wat er nog inzit. Dat wil ik ook als voorbeeld meegeven aan de kinderen: als iemand doodgaat, is dat niet het eind van de wereld. Je moet zelf iets van je leven maken. Je moet zelf leuke dingen blijven doen.”

Wat zijn voor jou leuke dingen?

“Ik heb de carnavalsoptocht nog gelopen in februari. Daar was Ronald heel fanatiek in: hij was de initiatiefnemer van de carnavalswagen die we bouwden. Ik wilde daar per se bij zijn. Maar ook simpele dingen vind ik mooi: een spelletjesmiddag bij vrienden. Dan mis ik hem, maar ik ben niet de enige die hem mist. We hebben een fijn sociaal netwerk. Dat is mooi.”

Heb je een bucketlist?

“Dat niet. We hebben toevallig een week voor Ronald stierf nog een ballonvaart gemaakt met het gezin. Die had ik gekregen voor mijn vijftigste verjaardag. Dat was een mooie ervaring. Maar ik stel niks meer uit. Mijn zusje en ik hebben voor komende zomer een vakantie gepland met onze gezinnen. Ik kijk nooit te ver vooruit, maar dit wilden we graag doen.”

Ben je al dingen aan het regelen voor als jij er niet meer bent?

“Het testament heb ik laatst helemaal met mijn kinderen besproken, maar verder vind ik het lastig om in de toekomst te kijken. Ik ben bewust nog niet bezig met het regelen van mijn eigen afscheid, dat voelt als een ver van mijn bed show. Als het slechter gaat, kan ik altijd nog invullen hoe ik het wil hebben. Nu denk ik meer aan kleine dingetjes: zorgen dat mijn zoon zijn rijbewijs kan halen als hij achttien is bijvoorbeeld. Of een tweepersoonsbed voor hem kopen als hij zestien is. Dat moet ik nog redden, denk ik dan.”

Is er iets dat je andere mensen in ‘jouw situatie’ wilt meegeven?

“Ik heb sinds ik ziek ben veel contact gehad met drie andere vrouwen die ook ziek waren. Mensen uit het dorp, en iemand die ik via Facebook kende. Lotgenoten weten waar je doorheen gaat, ze snappen je en je kunt met ze over de vervelende dingen praten. Deze drie vrouwen zijn inmiddels overleden, dus dat is confronterend, maar hun levenshouding heeft me veel geholpen. Ze hebben me laten zien dat je gewoon kunt doorleven, dat je wel móet. Dat je gaat accepteren dat je ziek bent. Ik weet nog in het begin dacht: zij is ziek en ze zit gewoon in een restaurant. Dat vond ik zó raar. Maar inmiddels doe ik hetzelfde, ga ik ook carnaval vieren en naar feestjes.”

Ondanks alles…

“Ondanks alles. En ik ben heus ook boos hoor, om wat mij is overkomen. Als ik oudere mensen zie die samen over straat lopen, voel ik soms ineens zoveel woede. Waarom mogen zij wél bij elkaar zijn, denk ik dan. Maar ik probeer te genieten van de kleine, simpele dingen die er nog wel zijn. Met z’n drieën in de bank hangen ‘s avonds. Een kop thee of koffie doen bij iemand. Naar de voetbalwedstrijd van mijn zoon kijken. En ik heb hierdoor ook geleerd: je kunt als mens veel meer aan dan je denkt.”

  • Heeft een zoon (14) en een dochter (19)
  • Verloor haar man Ronald (48) in 2022 aan een hartinfarct
  • Kreeg in 2021 te horen dat ze uitgezaaide borstkanker heeft

Lees meer verhalen