De uitvaartondernemer zit tegenover ons aan tafel. De tweede. De vorige gesprekspartner kon geen goede oplossing geven voor wat speciale wensen van Hugo. Bovendien moest Hugo er zelf een paar keer achteraan bellen. En ik had geen goed gevoel bij die man. Hij praatte te veel alsof hij mij al kende. Niet dus. Benaderde mij alsof ik nu al de zielige weduwe was. Betuttelend. Irritant.
Na enige twijfel of we opnieuw tijd gaan besteden aan het regelen van de uitvaart, hebben we de knoop doorgehakt. Voor mij moet het goed voelen. En nu zit Niels tegenover ons. Van een ander bedrijf en al helemaal een andere gesprekspartner. Normaal, gewoon, niet alsof we alleen maar in het parallelle universum zitten dat over de dood en de uitvaart gaat. Hij neemt alle tijd om onze wensen rondom de crematie te bespreken en geeft ons veel opties. Wij beslissen. Ik voel me serieus genomen, word rustig van deze aanpak.
Hij schat Hugo ook goed in want hij stelt voor om een bezoek te brengen aan het crematorium. Dat doen we.
Het helpt om rond te lopen in de aula, te weten waar de kist komt te staan en waar ik straks sta om te spreken. Het voelt ook raar. Hugo loopt nu nog gewoon naast me en praat met me. De ovenruimte mogen we ook bekijken. Die sla ik over, maar Hugo wil alles weten over de techniek er achter, hoe het straks zal verlopen. Zo heeft hij nog steeds regie over zijn proces.