Vandaag zijn Paul en Jacquelien er, Hugo’s broer en schoonzus. Met ons vieren zitten we aan de tafel buiten. Zij aan de ene kant, Hugo en ik aan de andere kant en daartussen anderhalve meter. Vogels kwetteren in de lucht, de kleuren en geuren van hyacinten, narcissen en tulpen om ons heen.

Hun bezoekjes zijn altijd relaxt. Ze luisteren echt naar hoe het met Hugo gaat.

Veel mensen vermijden de vraag, maar mijn schoonzus gelukkig niet: “Hoe is het voor je om te weten dat je op korte termijn dood zult gaan?” Het is goed om hierover te praten. Bij elk bezoek staat deze olifant in de kamer en soms staat die er nog steeds als de mensen weggaan. Ze benoemen het niet, nemen niet echt afscheid, doen alsof het een gewoon bezoekje is. Ik begrijp het wel. Het is ook lastig. Terwijl het ter sprake brengen juist is wat Hugo helpt: woorden geven aan het naderende einde.

“Ik ben niet bang voor de dood”, antwoordt hij. “Ik geloof niet in een hiernamaals of in reïncarnatie. Ik ben er straks gewoon niet meer. En we hebben afgesproken dat ik hier thuis ga sterven, in mijn eigen bed, met Letty en de kinderen in de buurt. De huisarts geeft hele goede begeleiding, er is pijnmedicatie en de mogelijkheid van palliatieve sedatie en euthanasie is besproken”. We praten hier verder over door, het gesprek raakt ons allemaal. Dit doet Hugo goed. Ik voel dat hij rustiger wordt over het onderwerp dood. Proces in beeld, alles voorbereid, geen angst.

Pas na zijn overlijden realiseer ik me dat hij wel het hele proces benoemde, maar niet zijn gevoel. Er is een verschil tussen doodzijn en doodgaan.


Lees meer verhalen