Met moeite zie ik hem eten. Terwijl zelfgemaakte groentesoep met gehaktballetjes toch echt Hugo’s favoriete soep is. Dit keer gaat het wel heel langzaam. Hij schuift de gehaktballetjes opzij. Ook een deel van de vermicelli blijft op zijn bord liggen. “Zal ik morgen alles pureren?”, vraag ik na het eten. “Doe maar”, zucht hij.
Van vlees met groente en aardappelen ging het naar een geprakt vga’tje met heel veel jus. Daarna kwamen er lekkere zelf gemaakte maaltijdsoepen op tafel. De soepen blijven, maar nu gepureerd. Goed en lekker kunnen eten maken onderdeel uit van Hugo zijn kwaliteit van leven. Weer levert hij iets in.
De dag erna is de huisarts er en hij komt met een voorstel: ”Je kunt nog een stent laten plaatsen, die duwt de tumor in de slokdarm opzij en dan kan je weer gewoon eten. Zal ik overleggen met de internist?” Dezelfde middag belt hij: “Het kan, het is een korte opname maar het is niet zo dat je daarna alles kunt eten. Biefstuk kan bijvoorbeeld niet, het eten moet nog wel in kleine hapjes en fijngekauwd doorgeslikt worden en het helpt maar voor een korte tijd”.
Hugo denkt er over na. Hij ziet op tegen de ingreep, weer het ziekenhuis in te moeten gaan. Hij doet het niet: “Dit gaat niet echt bijdragen aan een verbetering van kwaliteit van eten. Bovendien wil ik gewoon bij jou zijn. Dan maar gepureerde soep”.
Een week later maak ik bouillon.