Vandaag zit ik bij Hans, mijn administrateur, om de belastingaangifte te bespreken. Die dingen gaan gewoon door. Hij vraagt hoe het gaat. Dat Hugo ziek is weet hij. Hij stuurde ook al een bos bloemen. Dat was zo’n hartverwarmende actie, ik was echt geraakt! We spreken elkaar maar één keer per jaar en toch onderhouden we een goede band. Die is ontstaan in de periode dat mijn ex ons leven op de kop had gezet en er een faillissement in de lucht hing. Hans was toen lange tijd steun en toeverlaat.

Ik vertel openhartig dat Hugo niet meer kan wandelen, alleen nog maar vloeibaar eet en steeds meer slaapt. Dat zelfs een spelletje doen met elkaar steeds lastiger wordt vanwege zijn gebrek aan concentratie. Ik weet niet wat hem en ook mij nog te wachten staat. “Ik vind het zwaar”, eindig ik.

Hij luistert aandachtig. “Weet je,” merkt hij op, “dit kan jij aan. Na alles wat je met je ex hebt meegemaakt, kan jij dit zeker aan”. Ik laat de woorden tot me doordringen. Dat ik dit aan kan, daar had ik niet aan getwijfeld, de uitspraak ‘Ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk wel dat ik dit kan’ is echt het motto van ons gezin. Alleen, het is net alsof ik dit pas echt kan voelen nu hij die woorden tegen mij zegt. Het is niet meer alleen een wilsbesluit. Ik word ter plekke sterker en rustiger.

Deze bevestiging had ik nodig. Natuurlijk kan ik dit aan!