Elke week kijk ik uit naar het bezoek van de huisarts. Iedere maandag rond het middaguur komt hij langs. Zo ook deze week. Maar niet nadat hij mij eerst gebeld heeft om te vragen wanneer Hugo wakker is. Ik maak gebruik van dat moment om met hem mijn zorgen over Hugo te delen.  

Gehuld in een witte plastic jas met mondkapje, op meer dan anderhalve meter afstand zit hij voor ons. Hij in een makkelijke stoel, wij naast elkaar op de bank er tegenover. Hij luistert en kijkt goed wat de veranderingen zijn bij Hugo. Gedurende de rest van de week ben ik zijn ogen en oren. Want er is veel dat Hugo niet vertelt of niet met zoveel woorden, omdat hij van veel kwaaltjes vindt dat die er nu eenmaal bij horen. Maar het zijn allang geen kwaaltjes meer.

 ‘s Nachts slaapt hij nu slecht en kort. Trouw aan zijn medicatieschema neemt hij de paracetamol elke zes uur in. Dat betekent ook dat hij midden in de nacht eruit gaat. Eerst moeten de tabletjes helemaal oplossen in water en pas dan kan hij het langzaam opdrinken. Hij is er elke keer wel een half uur mee bezig, soms kokhalzend. Het maakt dat ik ’s nachts altijd op één oor lig. Ook overdag let ik op of ik niets raars hoor, zoals vallen door duizeligheid of overgeven. Of hij wel opstaat…

Dit ene moment van de week kan ik ontspannen. Twintig hele minuten lang.