13. Bij de notaris
Ze waren nog maar anderhalf jaar oud, onze testamenten. Opgemaakt vlak voor ons trouwen. Bedoeld voor ‘ooit’ en ‘later’. En nu wordt het concreet. Kloppen onze wensen nog bij de huidige situatie? De vriendelijke en meelevende kandidaat-notaris denkt met ons mee. Elk artikel van het testament van Hugo nemen we door. Nu er ook kinderen erven betekent dat veel administratie, vooral de waardebepaling van een aantal zaken is een belangrijk onderdeel daarvan. Ga ik straks echt met Ilse en Ruben om de tafel zitten om de waarde van Hugo zijn gereedschap, de auto en het huis vast te stellen? Ze stelt voor zelf een berekening te maken van de waarde van de nalatenschap en op basis daarvan een legaat te maken voor de kinderen. Dan ben ik de enige erfgenaam en dat bespaart veel gedoe. “Want daar zit u niet op te wachten straks”, zegt ze begripvol. Ik ben het met haar eens. In mijn schriftje schrijf ik driftig al haar tips en adviezen op. Het is mijn houvast.
Ook naar mijn testament en levenstestament kijken we. Wie wordt executeur voor mijn nalatenschap als Hugo er straks niet meer is? Wie wordt aanspreekpunt voor artsen als ik dat niet meer kan? In één keer heb ook ik weer na te denken over ‘ooit’ en ‘later’. Een irreële realiteit.
Ruim een week later zijn de testamenten klaar en zitten we tegenover de notaris om te tekenen. Helaas niet met onze kandidaat-notaris. Na het formele deel vertelt hij wat sterke verhalen over vergelijkbare situaties. Hugo en ik kijken elkaar aan. Denkt hij nu echt dat wij hier op zitten te wachten?