Kwart over twaalf ’s nachts, het is net zondag. Ik sluit de deur achter de nachtverpleegkundige. Hugo moet om de vier uur het tweede slaapmiddel geïnjecteerd krijgen en hij heeft net de vierde injectie gehad. Eindelijk is hij rustig. Om te voorkomen dat hij wakker wordt van mijn wekker, biedt Ilse aan mij wakker te maken om vier uur vannacht. Dat is een goed idee. Zo kan ik nog drie en een half uur ongestoord slapen.

Als zondagochtend om acht uur de hospiceverpleegkundige er weer is, constateren we tevreden dat Hugo nu echt diep onder zeil is. Ik slaak een diepe zucht. Ze overlegt met de huisarts, die gaat regelen dat dit slaapmiddel ook in een cassette komt. Nog dagen lang om de vier uur injecteren is voor niemand fijn.

Het middel moet speciaal aangemaakt worden door de apotheker van het ziekenhuis. De huisarts belt veel heen en weer. Hij is er maar druk mee op zijn vrije zondag. Uiteindelijk komt het verlossende woord: vanaf zes uur ’s avonds staat het klaar. Ik rijd naar het ziekenhuis, doe mijn mondkapje op, ga naar de speciale corona ingang en loop binnen de anderhalve meter lijnen naar de balie met plexiglas. Dit voelt nog steeds raar. Ik leef niet in één parallelle wereld, maar in twee.

Anderhalf uur later plaatst de hospiceverpleegkundige de cassette en voert allerlei controles uit bij Hugo. Samen met haar kijk ik of hij goed ligt en maak ik zijn lippen vochtig. Hij slaapt diep en rustig, rochelt licht. “Dat kan geen kwaad”, zegt ze, “dit is gewoon het lichaam dat niet meer alle slijm makkelijk kan afvoeren”. Ik kijk naar hem. Strijk met mijn vingers door zijn haar en geef hem nog een zoen. Zo kan hij de nacht in en ik straks ook.


Lees meer verhalen